Staffen van dichtbij, belonen van veraf!
‘De jeugd van tegenwoordig heeft geen manieren meer. Ze nemen niets aan van ouderen en gaan gewoon hun gang.’ Nog een citaat: ‘De jeugd van tegenwoordig houdt van luxe, heeft slechte manieren, heeft minachting voor het gezag en heeft geen eerbied voor ouderdom.’
Slaan deze verzuchtingen op de pubers van nu? Zeker! Alleen zijn zr van de Griekse filosoof Socrates, die leefde van 470 tot 399, honderden jaren vóór Christus.
Lastige jongeren zijn van alle tijden. In de zeventiende eeuw werden er regels vervaardigd tegen hangjongeren: ‘niet samenkomen op stadspleinen, elkaar niet treffen op bruggen’. Maar er is tenminste één belangrijk verschil tussen jongeren van toen en de jongeren van nu: er is inmiddels veel meer bekend over het puberbrein.
Al jaren wordt er door volwassenen zich afgevraagd waarom jongeren de dingen doen die ze doen. Op welke manier kan je nu het beste omgaan met de jongeren? Klopt het dat jongeren steeds ontvankelijker zijn voor belonen dan voor straffen? Uit onderzoek onder andere te lezen in het boek Het puberende brein van Eveline Crone blijkt dat dit zo is. De prefrontale cortex in de hersenen, die onder meer de emoties reguleert – impulsremming! – is bij jongeren nog niet volledig ontwikkeld. Daardoor zijn ze extra gevoelig voor mogelijke beloningen, en negeren ze de negatieve effecten. Dus rijden ze ‘oerend hard’ op een brommer zonder helm, omdat ze dat ‘stoer’ vinden, ook al kennen ze het risico van een ongeluk met hersenletsel.
Regels worden voor jongeren duidelijker als ze concreet en positief geformuleerd zijn: negatief geformuleerde regels hebben vaak weinig effect en werken zelfs averechts. De (negatieve) regel: Je mag geen proppen door het lokaal gooien! zou ze weleens op een idee kunnen brengen. Als je energie stopt in negatief gedrag van jongeren – in alles wat fout gaat – dan ben je vooral bezig het probleem groter te maken. Schenk je daarentegen vooral aandacht aan het positieve, aan de jongeren die zich wel gedragen – altijd nog de overgrote meerderheid – dan zal dat een aanzuigende werking hebben op die pakweg vijf procent die aandacht vraagt door negatief gedrag. Jongeren willen namelijk bij een winning team horen.
Jongeren zijn in hun vroege puberteit een speelbal van hun emoties als gevolg waarvan ze zeer impulsief beslissingen kunnen nemen. Zolang de hersenen zich nog ontwikkelen, zijn niet alle functies beschikbaar. Daarom is het voor een jongeren van twaalf ook zo moeilijk een langetermijnplanning te maken, en zo mogelijk nog moeilijker zich daaraan te houden. Dat geldt ook voor op tijd kunnen stoppen met waar ze op dat moment mee bezig zijn. Dat is ook noodzakelijk voor veilig en sociaal gedrag. Zolang ze dat niet kunnen, moeten volwassenen als ‘externe rem’ fungeren.
Jongeren blijken heel gevoelig voor positieve feedback. Goede feedback geeft zo concreet mogelijk antwoord op de volgende vragen:
- Wat heb je goed gedaan en wat was daarvan het effect?
- Wat zou je nog meer kunnen doen om een nog beter resultaat te behalen?
- Wat heb je nodig om dat te bereiken?
Overigens is het niet zo dat er nooit gestraft mag worden. Als er gestraft moet worden dan moet er ook gestraft worden. Maar houd dat zo klein mogelijk. Straffen doet jongeren eigenlijk niets. Met veel plezier vegen ze een heel schoolplein schoon. Denk ook maar aan je eigen puberteit. Niets was toch mooier dan de klas uit gestuurd worden als je je misdragen had?! Dan kon je je enorm misbaar maken; dat verhoogde je status. Dus kun je als docent maar beter een dergelijk ‘ritueel’ zo klein mogelijk houden. Als je straft, benoem dan concreet wat de overtreding is. Geef de straf op een moment dat je zelf niet meer emotioneel bent. En voer een ‘herstelgesprekje’. Zo zorg je ervoor dat de situatie die tot straf geleid heeft wordt geëvalueerd, en de lucht tussen jou en de jongeren geklaard wordt. Belangrijk is ook dat ook de jongeren zijn versie van het vooral kan vertellen, en dat er dan echt naar hem geluisterd wordt.’
Waar het vooral omgaat is dat je je verbindt met de jongeren. De docent moet naast de leerling gaan zitten. Daarvoor moet hij wel van zijn ‘verhoginkje’ af. Verbinding is niets meer of minder dan een attitude. Het gaat erom dat je je werkelijk open stelt, dat je de jongeren oprecht wilt ontmoeten. Ga in gesprek met de jongeren. Niets werkt meer motiverend voor een jongeren dan als hij merkt dat hij serieus wordt genomen. Geef hem ruim baan. Probeer er achter te komen waarom hij zich destructief gedraagt. Dergelijk gedrag komt bijna altijd voort uit onzekerheid en angst. Als je in staat bent het zelfvertrouwen van die jongeren te vergroten, dan nemen angst en agressie af en daarmee ook het grensoverschrijdend gedrag. Met dat gedrag maskeert hij z’n onzekerheid.
‘Waar je energie in stopt groeit!!’
Herberd Prinsen (Bron; Pubers van nu)